
Foto: Shutterstock
Een nieuwe retrospectieve studie, gepresenteerd op het ESMO-congres 2025 (Abstract LBA54), suggereert een onverwachte therapeutische synergie tussen mRNA-vaccins tegen COVID-19 en immuuncheckpointremmers.
De analyse, gebaseerd op meer dan 1.000 patiënten behandeld tussen 2019 en 2023, toont aan dat kankerpatiënten die binnen 100 dagen na de start van hun immunotherapie een mRNA-COVID-vaccin ontvingen, twee keer zo vaak nog in leven waren drie jaar na de start van de behandeling.
Deze bevindingen benadrukken het vermogen van mRNA-vaccins om het immuunsysteem van patiënten te trainen in het elimineren van kankercellen, ook al is het mRNA niet direct gericht op de tumor. De veronderstelde mechanismische verklaring, ondersteund door preklinische modellen en klinische gegevens, is dat mRNA-vaccins functioneren als een alarmsignaal dat het immuunsysteem aanzet om neoplastische cellen te herkennen en aan te vallen.
Als reactie daarop beginnen kankercellen het immuuncheckpoint-eiwit PD-L1 tot expressie te brengen, als verdedigingsmechanisme. De daaropvolgende toediening van checkpointremmers, die ontworpen zijn om PD-L1 te blokkeren, creëert een optimaal milieu om een krachtige immuunrespons tegen de kanker te ontketenen.
De verbeteringen in de algehele overleving waren vooral uitgesproken in specifieke cohorten. Bij patiënten met gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom bedroeg de mediane overleving 37,33 maanden met het vaccin, tegenover 20,6 maanden zonder. Dit effect was het grootst bij patiënten met immunologisch "koude" tumoren (lage PD-L1-expressie), die normaal gesproken weinig baat zouden hebben bij immunotherapie alleen.
Deze veelbelovende resultaten hebben geleid tot de opzet van een gerandomiseerde fase III-studie, bedoeld om te bevestigen of mRNA-COVID-vaccins moeten worden opgenomen in de standaardzorgprotocollen voor deze therapie.